|
KT03.1H |
Opgave 1 - Reacties op afstand |
Bij het kwantitatief volgen van reacties op afstand kunnen electrovalenties worden toegekend aan bepaalde reagentia. Reagentia zijn een model, waarmee we bepaalde eigenschappen van oplossingen en vloeistoffen te kunnen bepalen. Neem als voorbeeld een oplossing van waterstofbromide.
|
2p |
Geef de reactievergelijking van de oplosreactie van waterstofbromide. |
|
|
1p |
Geef een verklaring voor het feit dat een waterstofbromide-oplossing blauwlakmoes rood kleurt. |
Niet elke stof die je oplost in water zal splitsen in reagentia.
|
4p |
Beschrijf nauwkeurig hoe je zonder toevoeging van andere chemische stoffen zou kunnen controleren of een oplossing reagentia bevat. |
Een student chemie die redelijk goed op de hoogte is van stoffen di 252g68c e zouten genaamd zijn, krijgt van zijn professor een potje met een witte stof. Op het etiketje staat loodnitraat. De student vraagt zich meteen af of hij hier nu te maken heeft met lood(II)nitraat of lood(IV)nitraat en besluit dit te gaan onderzoeken.
|
2p |
Geef de chemische formules van lood(II)nitraat en lood(IV)nitraat. |
|
|
3p |
Geef de oplosreactie van de hierboven genoemde lood(IV)nitraat. |
De student besluit om het zout uit het potje te onderzoeken. Hij wil de electrovalentie van het reagens lood bepalen. Hij gebruikt daarvoor een electrochemische cel met ampère meter. Hij besluit om één zink-electrode en één lood-electrode te nemen, zoals getekend in figuur 1.
Van studies is namelijk bekend dat lood(II)-reagens en lood(IV)-reagens met zink kunnen reageren volgens de volgende reactievergelijkingen.
Deze reacties kunnen beide op afstand worden uitgevoerd.
|
2p |
Geef de naam en functie van het gedeelte in het figuur, gemakeerd als X. |
|
|
2p |
Aan welke kant zal de student de loodnitraat-oplossing gieten om een reactie op afstand te krijgen? |
|
|
2p |
Welke oplossing kan de student aan de andere zijde van de cel gebruiken? Leg ook waarom. (Er zijn meerdere antwoorden mogelijk!) |
De student bestudeert de electrochemische cel. Hij verwerkt zijn resultaten in de onderstaande tabel.
|
Hoeveelheid loodnitraat-oplossing (mL) |
Concentratie loodnitraat-oplossing (gram.L-1) |
Tijdsduur van de electrische stroom (seconden) |
Gemiddelde stroomsterkte (mA) |
Omdat de student niet weet of hij te maken heeft met lood(II)- of lood(IV)nitraat, maakt hij twee celdiagrammen.
|
6p |
Teken deze celdiagrammen. Geef in beide celdiagrammen ook aan hoeveel Faraday lading er stroomt. |
|
|
4p |
Laat m.b.v. een berekening zien met welk loodnitraat de student hier te maken heeft gehad. |
|
KT04.1V |
Opgave 2 - Zout of zuur |
Zoals jullie weten (of op kunnen zoeken in jullie samenvattingen) zijn zouten stoffen die kunnen splitsen in reagentia als je ze oplost in water.
|
10p |
Geef de oplosreactie van de volgende zouten (indien mogelijk)
|
|
|
2p |
Welke van de bovenstaande stoffen worden onder de zuren gerekend? |
|
|
2p |
Welke eigenschap hebben zuren die zouten niet hebben. |
Van zuren kun je de pH berekenen als ze in water zijn opgelost.
|
4p |
Bereken de pH van een oplossing waarbij in 100 mL, 4 gram zwavelzuur is opgelost. |
Dubbelzouten zijn zouten die splitsen in meer dan 2 verschillende reagentia als je ze oplost in water. Dat wil zeggen dat ze dus ook ontstaan bij een indamping van een oplossing die meer dan 2 reagentia bevat.
|
2p |
Geef aan of NaKCO3 een dubbelzout is. Waarom wel of waarom niet? |
De oplosreactie van het zure zout kaliumwaterstofsulfaat vindt plaats in twee deelreacties.
|
3p |
Geef de oplosreacties van het zure zout kaliumwaterstofsulfaat (KHSO4.) |
|
|
2p |
Wat kun je zeggen over de pH van een oplossing van 0,1 M van KHSO4. Is die hoger of lager dan 1 en waarom? |
|
